« Back to Glossary Index

MEDISCHE ENCYCLOPEDIE
AMSTEL en IJ - HUISARTSEN
De term “lage rugspieren” wordt in de praktijk vaak gebruikt, maar het is geen strikt anatomische benaming.
Men bedoelt er meestal de spiergroepen mee die de onderrug (lumbale regio) ondersteunen en bewegen.
1. Erector spinae (rechte rugstrekker)
- Een lange spiergroep die langs de wervelkolom loopt, van bekken tot schedel.
- In de lage rug bestaan vooral de delen:
- Iliocostalis lumborum
- Longissimus thoracis
- Functie: de wervelkolom strekken en stabiliseren.

2. Multifidus
- Dieper gelegen, kleine spiertjes tussen de wervels.
- Belangrijk voor stabiliteit van de lendenwervels en houdingscontrole.
3. Quadratus lumborum
- Loopt van de onderste rib (12e rib) naar het bekken.
Functie: Zorgt voor zijwaartse buiging en stabilisatie van de onderrug.
4. Diepere stabilisatiespieren (soms ook meegerekend)
- M. transversus abdominis (diepe buikspier, werkt samen met de rugspieren voor stabiliteit).
- Bekkenbodemspieren die bijdragen aan de kernstabiliteit.
👉 Kortom: met lage rugspieren bedoelt men vooral de erector spinae in de lumbale regio, multifidus en quadratus lumborum, aangevuld door de diepe stabilisatiespieren die samenwerken om de onderrug sterk en stabiel te houden.