De blaas is een hol orgaan in de onderbuik dat urine tijdelijk opslaat voordat deze het lichaam verlaat. Ze speelt een belangrijke rol in het urinestelsel en werkt nauw samen met de nieren en de plasbuis. Problemen met de blaas, zoals ontsteking of incontinentie, komen vaak voor en kunnen het dagelijks leven beïnvloeden. Vroege herkenning van symptomen is belangrijk voor een goede behandeling.
De blaas ligt in de onderbuik, net achter het schaambeen. Bij vrouwen bevindt de blaas zich vóór de baarmoeder, en bij mannen vóór het rectum en net onder de prostaat. Ze is onderdeel van de urinewegen en functioneert als een tijdelijke opslagplaats voor urine.
Blaaswand – elastisch spierweefsel dat de blaas vult en leegdrukt
Blaasdriehoek – gevoelig gebied tussen de ureteropeningen en plasbuis
Detrusorspier – de spier die de blaas samenperst tijdens het plassen
Openingen urineleiders – plek waar urine binnenkomt
Plasbuis (urethra) – uitgang voor urine naar buiten
✅ 1. Ligging
Bij vrouwen ligt de blaas direct vóór de baarmoeder en boven de vagina.
Bij mannen ligt de blaasboven de prostaat en voor het rectum.
✅ 2. Plasbuis (urethra)
Bij vrouwen is de plasbuis korter (± 3–4 cm). Hierdoor kunnen bacteriën makkelijker opstijgen, wat de kans op een blaasontsteking vergroot.
Bij mannen is de plasbuis veel langer (± 18–20 cm) en loopt door de prostaat en penis.
✅ 3. Sluitspieren en controle
Mannen hebben een extra sluitspier rond de prostaat, wat bijdraagt aan continentie (maar ook klachten kan geven bij prostaatvergroting).
Vrouwen hebben minder ondersteuning door sluitspieren, waardoor ze gevoeliger zijn voor stressincontinentie(bijv. bij hoesten of springen).
✅ 4. Aandoeningen en klachten
Vrouwen hebben vaker blaasontstekingen, vooral jong en na de overgang.
Mannen krijgen op latere leeftijd vaker last van plasproblemen door prostaatvergroting, zoals moeilijk op gang komen of nadruppelen.
De grootte van de blaas varieert: in lege toestand is ze ongeveer zo groot als een peer, maar ze kan zich uitrekken tot de grootte van een grapefruit. De blaas kan gemiddeld 300–500 ml urine vasthouden. Het gewicht is laag, omdat ze grotendeels uit spierweefsel bestaat en met urine gevuld wordt.
De blaas heeft een ballonachtige, ronde vorm in gevulde toestand, en zakt in wanneer ze leeg is. Aan de buitenkant is ze licht roze, aan de binnenkant bekleed met slijmvlies. De wand bestaat uit glad spierweefsel dat zich kan uitrekken en weer samen kan trekken.
De belangrijkste functie van de blaas is het tijdelijk opslaan van urine die wordt aangemaakt in de nieren. Zodra de blaas vol is, geven rekreceptoren een signaal aan de hersenen: je voelt de aandrang om te plassen. Via de plasbuis wordt de urine vervolgens uit het lichaam afgevoerd.
Opslag van urine
Signaal geven bij vulling
Leegmaken via samentrekking van de blaasspier
Samenwerken met sluitspieren en het zenuwstelsel om controle over plassen te behouden
Veelvoorkomende blaasproblemen zijn:
Blaasontsteking (cystitis): meestal veroorzaakt door een bacteriële infectie
Overactieve blaas: plotselinge en frequente aandrang om te plassen
Urine-incontinentie: ongewild urineverlies
Blaasstenen: harde afzettingen in de blaas
Blaaskanker: kwaadaardige cellen in de blaaswand
Pijn of branderig gevoel bij het plassen
Veel en vaak moeten plassen (ook ’s nachts)
Moeite met ophouden van urine
Bloed in de urine
Buik- of bekkenpijn
Troebele of sterk ruikende urine
De blaaswand is zo rekbaar dat ze haar volume kan verviervoudigen zonder te scheuren.
Vrouwen hebben gemiddeld een kortere plasbuis dan mannen, wat de kans op blaasontsteking vergroot.
De blaas werkt samen met de hersenen en het ruggenmerg om het plassen bewust of onbewust te regelen.
De urethra, ook wel de plasbuis genoemd, is het buisvormige orgaan dat urine uit het lichaam afvoert. Het is aanwezig in zowel mannen als vrouwen en heeft verschillende functies, afhankelijk van het geslacht.
Maag- en darmklachten verwijzen naar verschillende symptomen en aandoeningen die het maag-darmstelsel beïnvloeden. Deze kunnen onder andere buikpijn, brandend maagzuur, misselijkheid, diarree, constipatie, opgeblazen gevoel en veranderingen in de stoelgang omvatten.
Let op: Het is altijd raadzaam om rechtstreeks advies in te winnen bij medische professionals, zoals uw huisarts voor specifieke vragen of zorgen met betrekking tot uw eigen gezondheid en medische situatie.